Slakken vormen vaak een discusie-onderwerp tussen vijverliefhebbers onderling. Sommigen kopen ze en introduceren ze bewust, anderen willen ze met alle middelen bestrijden.
In een huisje
De buikzijde van een slakkenlichaam is een doorlopende kruipzool. De kop draagt een of twee paar voelsprieten met eenvoudige ogen aan het uiteinde. Een omvangrijke ingewandenzak bevat bijna alle inwendige organen en wordt in regel met een huis beschermd. In een holte tussen de mantel (= klierachtige huidlaag) en de ingewandenzak bevindt zich de mantelholte. Hierin bevindt zich een bloedvatennet en een long of een kieuw. Tijdens de groei vergroot het slakkenhuis zodat de weke delen altijd beschermd zijn. Het huis van de waterslakken dient hoofdzakelijk als bescherming tegen rovers en is uit kalk opgebouwd. Bij uitdrogen van de waterplas kunnen waterslakken een tijdje overleven in hun huisje.
SCHIJFSLAKKEN
De Planorbidae of schijfslakken zijn longslakken en worden in de meeste vijverboeken beschreven als nuttig en men raadt hun introductie aan. De schijfslakken zijn in de eerste plaats detritus-eters . Het zijn dus opruimers van afval. De twee in tuinvijvers meest voorkomende soorten zijn:
Planorbarius corneus L., 1758: (grote) posthoornslak
Posthoornslakken hebben een olijfgroen tot bruin huisje van ongeveer 3 cm diameter en 12 mm hoogte. Hun slakkenhuis is linkswindend. Posthoornslaken zijn hermafrodiet en leggen hun eieren in schijfvormige paketjes die vastgehecht worden aan een drager. Normaal gezien bevruchten zij elkaar maar zelfbevruchting is mogelijk.
Temperatuursschommelingen en hoge temperaturen worden goed verdragen en hierdoor kunnen deze slakken probleemloos in aquaria gehouden worden, ook in tropische. Posthoornslakken zijn algeneters bij uitstek en voeden zich met organische en plantaardige resten. Zij laten gezonde planten met rust en spelen een belangrijke rol als opruimers . Het lichaam van sommige posthoornslakken kan erg mooi rood gekleurd zijn. Dit komt omdat ze voor hun zuurstofhuishouding hemoglobine (dus bloed) gebruiken. Wanneer het slakkenhuis een beetje doorzichtig is ziet men het rood er zelfs door. Posthoornslakken kunnen in vrij zuurstofarm water leven dank zij de hemoglobine. De slakken zijn anderzijds erg gevoelig voor ammonium en vooral voor ammoniak die hen vergiftigt wanneer de pH boven de 7 komt. Ook nitriet en nitraat worden slecht verdragen.
“s Winters verblijven posthoornslakken vooral in de modder van de vijverbodem en houden er vaak een soort winterslaap. Posthoornslakken blijken ook over een soort “anti-gel” te bezitten. Zij kunnen in de winter overleven in ondiepe plassen die volledig dichtvriezen.
Planorbis planorbis L., 1758: gewone schijfhoornslak
De gewone schijfhoornslak lijkt op de posthoornslak maar is veel kleiner . Bovendien heeft de opening van het slakkenhuis een dun kieltje (vlak boven de onderzijde gelegen) wat niet het geval is bij de posthoornslak.
Een eigenaardige vaststelling: in aquaria leggen schijfhoornslakjes hun eieren bij voorkeur af op plaatsen waar siliconen gekleefd zijn. De legsels zijn vlak, schotelvormig en klein en bevatten 5 tot 30 eieren. De jonge slakjes kruipen na 10 à 14 dagen uit het ei en groeien snel.
Gewone schijfhoornslakjes overleven de winter door zich in de modder in te graven.
Schijfhoornslakjes eten detritus. Ze kunnen probleemloos in aquaria gehouden worden, ook in tropische tot 27°C. Men kan ze daar bijvoeren met bijvoorbeeld sla.
POELSLAKKEN
Ook de Lymnaeidae of poelslakken zijn longslakken. Het zijn herbivoren (planteneters) en ze worden in de vijverliteratuur algemeen afgeraden voor vijvers .
Lymnaea stagnalis L ., 1758: gewone of grote poelslak
Gewone poelslakken worden 5 à 6 cm groot en hebben een rechtswindend, spiraalvormig huis. De windingen zijn lang uitgerokken. In de winter en in tijden van droogte sluiten de dieren hun schelp af. Net zoals zaadetende vogels nemen poelslakken kleine steentjes op in hun maag. Deze helpen het voedsel fijn te malen. De grote poelslak eet in de vijver algen, plantaardige afval en daarnaast resten van visvoer . Ook dierlijk voedsel wordt opgenomen bijvoorbeeld eierlegsels. De grote poelslak kan kleine diertjes doden (zoals pasgeboren vislarven, waterkevertjes en larven), vooral wanneer deze in moeilijkheden zijn of een slechte gezondheid hebben. Ook aas wordt wel eens gegeten.
Grote poelslakken zijn minder geschikt voor binnenaquaria. Hoge temperaturen worden op lange termijn niet goed verdragen.
Lymnaea (Radix) auricularia , L., 1758: oorvormige poelslak
Oorvormige poelslakken zijn te herkennen aan de sterk opgeblazen laatste winding van hun huis. De zoom van de mondopening van de schelp is wijd uitgebogen. Ze hebben een lengte van 25 Ã 30 mm. De eieren worden in geleiachtige omhulsels aan waterplanten en andere substraten gekleefd.
Oorvormige poelslakken zijn vredelievend maar grote exemplaren kunnen zich aan planten vergrijpen . Ze kunnen gemakkelijk in aquaria gehouden worden tot 25°C. Het is aangeraden slablaadjes aan het oppervlak te laten drijven zodat zij de aquariumplanten met rust laten.
Nuttig of schadelijk?
Zoals al aangehaald worden poelslakken door veel auteurs als schadelijk beschouwd terwijl men schijfslakken als nuttige afvalopruimers beschouwd. Wij hebben zo onze bedenkingen bij dit onderscheid.
Het klasseren van levende organismen in de categorieën “schadelijk” of “nuttig” is in ieder geval louter arbitrair. In de natuur heeft elk levend wezen een rol te spelen binnen de biologische levensgemeenschap in interactie met de andere organismen.
De vaak – letterlijk en figuurlijk – vergruisde poelslakken zijn erg efficiënte beestjes die een belangrijke rol spelen in het zuiver houden van de vijver . Om te beginnen eten zij meestal nauwelijks gezonde planten maar veeleer rottende plantendelen en allerlei algbeslag. Zij beginnen aan de minst vitale van de planten te eten en dat komt de gezondheid van de planten eerder ten goede. In het najaar ruimen poelslakken de stervend planten vaak volledig op wat ook zijn nut heeft. Voorts is de vertering van poelslakken legendarisch. Maar liefst 75% van het voedsel blijft als verteerde massa in het slakkenlichaam achter. De rest bestaat uit uitwerpselen maar de slak neemt deze een tweede maal op en uiteindelijk wordt er zo 85% van het oorspronkelijke voedsel verteerd. De voederconversie van de slakken is tweemaal zo efficiënt als die van een koikarper en zes maal zo efficiënt als die van een varken.
Slakken helpen een vijver proper te houden en blijken zelfs bruikbaar als “filter” . In de tuin van het A.O.C. Midden Nederland in Houtem werd een modelvijver aangelegd met daarnaast een moerasgedeelte waardoor het vijverwater wordt gepompt. Slakken en planten filteren er het water tot perfectie.
Teveel is teveel
Het kan natuurlijk voorkomen dat er zoveel poelslakken in de vijver zitten dat ze ook gezonde planten beginnen eten. Dan is een vermindering van hun aantal aangewezen. Men kan overtollige slakken naar de sloot brengen of men kan ze voederen aan de vissen (eerst de schelp verbrijzelen). Aan grote karpers kan men de slakken in hun geheel voederen. Karpers kraken de schelpen, spuwen het gruis uit en slikken het vlees in.
Wanneer men veel slakken houdt zal de pH van het vijverwater de neiging hebben te dalen. Voor de vorming van hun huisjes hebben zij grote hoeveelheden kalk nodig die zij uit het water halen. Dit zal meestal eerder een voordeel dan een nadeel zijn.
Bron & Referenties
Foto’s Grote Poelslak: Saxifraga, Kees Marijnissen