Genadekruid is een overblijvende plant met kruipende wortelstok. De dicht opeengepakte, zittende halfstengelomvattende bladeren zijn tegenoverstaand, lancetvormig, drienervig. Ze zijn 3 cm lange en 8 mm breed en bovenaan gezaagd. De vierkante, 3 mm dikke stengel is opgericht, hol en aan de top vierkant en wordt 20 tot 45 cm hoog. De stengel is wat roodachtig. De in verhouding vrij grote bloemen zijn wit met wat rozige tint. Hun buis is gelig. De trompetvormige bloemen staan op zeer korte, draadvormige steeltjes in de bladoksels. Ze zijn tweelippig maar de lippen zijn nauwelijks te onderscheiden. Men kan ook spreken van vijf ingesneden lobben indien men dat wil. Er wordt een tweehokkige doosvrucht gevormd.
Genadekruid leeft her en der verspreid in moerassen en langs beken in Europa, Amerika en Azië. Vochtige graslanden en bosranden, verlandingszones, heide- en veenstreken zijn het milieu van dit leuke maar giftige plantje. De bloeitijd is van juni tot augustus.
Verzorging in de moerastuin
Een plaatsje in zon of halfschaduw en een ideale waterdiepte tussen 2 cm en 0 cm is wat dit plantje verlangt. De maximale waterstand die het plantje verdraagt is 15 cm. Een plaats in zon is het beste maar halfschaduw voldoet. Een kalkarme leembodem wordt gewaardeerd. Goede, mooi te combineren buurplanten zijn dotterbloem, kattenstaart, siberische iris, koningin der weiden en naaldwaterbies. Genadekruid bloeit probleemloos en rijk over een lange tijd in de periode van juni tot augustus. Er zullen dichte bestanden genadekruid ontstaan na een tijdje. Het gewasje kan goed in toom gehouden worden door de vlezige wortelstokjes bij te knippen. Het is een mooi plantje om de modderige oevers van natuurvijvers te bedekken.
Genadekruid kan in onze vochtige streken ook gewoon in de tuin. Vermenigvuldigen is eenvoudig. Het kan gebeuren door stekken, door delen of eventueel door zaad. Het delen gebeurt best voor of na de bloei. De verzorging van dit kleinood is dus doodeenvoudig. De plantjes in toom houden is ook al niet moeilijk. De vlezige wortelstokjes bijknippen gaat vlot.
Weetjes
Vroeger stond genadekruid in hoog aanzien. De wetenschappelijke naam komt van gratia, de gratie Gods omwille van de geneeskrachtige eigenschappen. In het Duits spreekt men van Gottesgnadenkraut. In de Middeleeuwen werd de plant gebruikt bij zware ziektes, ondertussen weet men dat de stoffen die de plant bevat zwaar giftig zijn. Opgepast: genadekruid mag niet op eigen houtje als geneeskrachtig kruid gebruikt worden. Bij vergiftigingsverschijnselen steeds een arts waarschuwen.
Genadekruid bevat het giftige gratioline, een purgerende, urinedrijvende, wormdrijvende en braakwekkende stof. Er is ook invloed op de werking van het hart. Genadekruid werd vroeger op het platteland als goedkoop geneesmiddel gebruikt. Vooral bij waterzucht werd de plant toegepast maar ook als krachtig laxeermiddel en als wormverdrijver. Genadekruid is echter zeker niet zonder gevaar. Bij overdosis is het een zwaar gif. Grote dosissen geven speekselvloed, gedachtenvlucht, maagkrampen, diarree met bloed, nierbeschadiging en hart- en ademhalingsmoeilijkheden. Een ander symptoom is seksuele opwinding maar gezien de andere nare gevolgen lijkt het zeker niet wijs het kruid met dit doel te gaan gebruiken!
Tegenwoordig is het kruid zo goed als volledig in onbruik geraakt. Men gebruikt nu werkzamere en minder toxische middelen. Het is ook nog interessant om weten dat 1 druppel van de tinctuur van deze plant de ogen overgevoelig maakt voor de kleur groen, terwijl 10 druppels tinctuur blind maken voor groen.
De botanist Albrecht von Haller (1708-1777), professor aan de universiteit van Gottingen, schreef dat veel Zwitserse graslanden in zijn tijd onbruikbaar waren als graasweide omdat er teveel giftig genadekruid groeide. Tegenwoordig moeten wij genadekruid beschouwen als een zeldzame, bedreigde inheemse plant. Men vermoedt dat genadekruid de mens gevolgd is. Het plantje gaat momenteel sterk achteruit, zelfs in de natuurreservaten. Het kan de concurrentie met grotere planten niet aan. De moerassen worden er niet meer ‘geplaagd’ door ploeterend vee en voorbijkomende voertuigen.