De Carassius kakofonie
In de loop der eeuwen zijn er vele honderden goudvisvariëteiten ontwikkeld. Door oorlogen, natuurrampen en het verloren gaan van goedbewaarde kweekrecepten zijn er echter ook vele varianten weer verloren gegaan. Naar schatting zijn er ongeveer 300 soorten in de handel, waarvan de meeste vrij zeldzaam zijn. In de carassius kakafonie stellen wij de belangrijkste varianten aan je voor.
Wat de indeling in variëteiten betreft, laat de goudvis zich uitstekend vergelijken met de Koi. Zoals alle Koi afstammelingen zijn van de gewone karper (Cyprinus carpio), stammen alle goudvissen af van de giebel (Carassius auratus gibelio), die ook wel zilverkroeskarper wordt genoemd.
Met de naam van de laatste is overigens iets bijzonders aan de hand. In 1758, het officiële begin van de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, werd de goudvis door Linnaeus al beschreven als Carassius auratus. Pas later werd de oervorm van de goudvis – de giebel – beschreven. Deze kreeg de naam Carassius gibelio. Later werd besloten dat de eerst gegeven naam voorrang heeft. Zowel de goudvis als de giebel heten nu daarom Carassius auratus, ook al is er op de giebel geen vlekje kleur te bekennen. Voor de duidelijkheid wordt de giebel vaak aangeduid als Carassius auratus gibelio en de goudvis als Carassius auratus auratus.
Overeenkomsten en verschillen
Behalve vele overeenkomsten zijn er natuurlijk ook duidelijke verschillen aan te duiden tussen de goudvis en de Koi. Zo is het kleurenpalet van de koivariëteiten breder dan die van de goudvisvarianten. Verder bestaan er schubloze Koi (doitsugoi), waarvan er geen goudvissenequivalenten bestaan. Anderzijds is de vormenrijkdom van de goudvis veel groter dan die van de Koi. Immers bestaan er geen Koi met telescoopogen, woekeringen op de kop of parelschubben. En dat is misschien maar goed ook.
Wat nu volgt, is een overzicht van de belangrijkste goudvissenvariëteiten. Het spreekt voor zich dat we in dit overzicht niet uitputtend kunnen zijn. Zeker is wel dat er in dit overzicht meer goudvissen worden getoond dan je waarschijnlijk voor mogelijk had gehouden. Het geheel is rijk geïllustreerd met de mooiste foto’s, waarvoor dank aan de bovengenoemde fotografen.
Het is ons uiteraard bekend dat sommige goudvisvarianten controversieel zijn, omdat er tal van mensen zijn die vinden dat ze te ver zijn doorgekweekt of ronduit dieronvriendelijk zijn. Daar wij met de ‘carassius kakafonie’ een compleet overzicht van goudvisvarianten willen bieden, noemen wij deze varianten wel. Behalve enkele waarschuwingen ten behoeve van het welzijn van de dieren, doen wij hierover geen emotioneel gekleurde uitspraken. U bent immers heel goed in staat om hier zelf een mening over te vormen.
De belangrijkste goudvissenvariëteiten
Gewone goudvis (Hibuna)
Oorsprong: China (265-419 n. Chr.), alwaar hij uit de zilverkroeskarper (giebel) werd gekweekt door selectie en consequente fokprogramma’s. Er werden zowel gele (gouden) als oranje varianten gekweekt. In China werd de gewone goudvis ook wel gouden ‘chi’ genoemd. Chi is het Chinese woord voor giebel. Tijdens de Song-dynastie (960-1270 n.Chr.) verbood de keizer het gewone volk om de gele goudvis te houden. De nieuwe wet sprak echter niet over de oranje kleurvariant, waardoor deze in toenemende mate werd gekweekt. Nog altijd is de oranje goudvis in de meerderheid.
Bouw: als de wildvorm, langgerekt, zijdelings samengedrukt, hoger dan breed, gestroomlijnd als de meeste vissen. Vinnen: onveranderd. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig of tweekleurig gevlekt. De rood-witte variant wordt ook wel Sarasa genoemd. Als we spreken over calico, dan bedoelen we de combinatie van witte, zwarte en rode vlekken op een blauwgrijze ondergrond.
Huisvesting en verzorging: gewone goudvissen zijn verdraagzaam en eenvoudig te verzorgen. Geef ze een groot, licht aquarium met een fijnzandige bodem, stevige waterplanten en voldoende zwemruimte. Hij is ook prima geschikt voor de siervijver. Lengte: in het aquarium ca. 15cm, in de vijver groter (ca. 45 cm).
Shubunkin (calicogoudvis)
Oorsprong: Japan, rond 1900. De Shubunkin (spreek uit: sjoe-boen-kin) wordt in China ook wel Chuwen-Chin genoemd. Vrij vertaald betekent dit ‘armeluisvis’. Waarom deze goudvisvariant zo wordt genoemd, is mij helaas niet bekend. Een andere naam voor de Shubunkin is calicogoudvis, wat verwijst naar de drie kleuren die de vis draagt. De naamgeving calico is waarschijnlijk een verwijzing naar een gelijknamige stof uit India. De Shubunkin is met name heel populair geworden in Engeland en Amerika. Op de Britse eilanden zijn zelfs nieuwe subvariëteiten ontstaan: de Bristol Shubunkin en de London Shubunkin. De eerstgenoemde kenmerkt zich door de wijd uitstaande en perfect afgeronde vinnen. De vinnen staan alle fier overeind en zijn korter dan die van de Japanse variant. De London Shubunkin heeft veel weg van de variant uit Bristol, maar bij dit type zijn de vinnen nog een fractie korter.
De Shubunkin wordt in China ook wel Chuwen-Chin genoemd. Vrij vertaald betekent dit ‘armeluisvis’.
Bouw: als de wildvorm, langgerekt, zijdelings samengedrukt, hoger dan breed, gestroomlijnd als de meeste vissen. Vinnen: onveranderd bij het Japanse type. Korter, wijd uitstaand en mooi afgerond bij zowel de Bristol Shubunkin als de London Shubunkin. Kleur: witte, zwarte en rode vlekken op een blauwgrijze ondergrond. Ten minste 25% van het lichaamsoppervlakmoet blauw van kleur zijn.
Huisvesting en verzorging: als bij de gewone goudvis Lengte: ca. 16 cm.
Kinranshi
Oorsprong: Japan. De Kinranshi (spreek uit: kin-ran-tsjie) is een zeldzame en nogal onbekende variant van de goudvis. Hij wordt vooral in oude geschriften genoemd. Het betreft in feite een gewone goudvis waarbij de rugvin ontbreekt.
Bouw: als de wildvorm, langgerekt, zijdelings samengedrukt, hoger dan breed, gestroomlijnd als de meeste vissen. Vinnen: onveranderd, zonder rugvin. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig, calico of tweekleurig gevlekt.
Huisvesting en verzorging: als bij de gewone goudvis Lengte: ca. 16 cm.
De Kinranshi is in feite een gewone goudvis waarbij de rugvin ontbreekt. Uit: Goldfish and Their Culture in Japan van Shinnosuke Matsubara.
Komeetstaart
Oorsprong: China, hoewel er ook bronnen zijn die schrijven dat de bakermat van de komeetstaart in de Verenigde Staten ligt.
Bouw: als de gewone goudvis, langgerekt, zijdelings samengedrukt, hoger dan breed, gestroomlijnd als de meeste vissen. Soms wat massiever en hoger. Vinnen: alle vinnen zijn verlengd; hogere rugvin, een zeer lange staart (vaak langer dan het lichaam), met twee even lange, sterk verlengde lobben (als een openstaande schaar). Er zijn ook sluierstaartvormen van de komeetstaart bekend. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig, calico of tweekleurig gevlekt. De rood-witte variant wordt ook wel Sarasa genoemd. Een heel goede Sarasa doet niet onder voor de gemiddelde Kohaku. De naam Tancho wordt gebruikt voor witte komeetstaarten met een rood koppatroon, vergelijkbaar met een Tancho Kohaku.
Huisvesting en verzorging: als bij de gewone goudvis Lengte: ca. 18 cm.
Sluierstaartgoudvis
Oorsprong: China, tijdens de Ming-dynastie (1368-1444 n. Chr.). In de Engelse literatuur wordt er onderscheid gemaakt tussen de ‘fantails’ en de ‘veiltails’, wat betrekking heeft op de lengte van de sluiers. De fantails zijn de sluierstaartgoudvissen met korte vinnen, de veiltails (in Azië ook wel Man-Yu genoemd) zijn later ontwikkeld, mogelijk in de Verenigde Staten. Dit zijn de goudvissen die lange bruidsjurken lijken te dragen. De gesluierde vinnen zijn vaak zelfs langer dan het lichaam.
In de Engelse literatuur wordt er onderscheid gemaakt tussen de ‘fantails’ en de ‘veiltails’, wat betrekking heeft op de lengte van de sluiers.
Bouw: eivormig gedrongen. Vaak even lang als hoog. Vinnen: alle vinnen zijn sterk verlengd; de rugvin staat als een uitgesproken vaandel op de rug; de staartvin vormt een lange sleep en is over de gehele lengte in tweeën gedeeld, de achterkant van de staartvin verloopt recht. Kenners waarderen de vissen hoger naarmate de staartvin groter is dan het lichaam. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig, calico, twee- of driekleurig gevlekt. Sluierstaarten bereiken hun grootste schoonheid pas op een leeftijd van ongeveer vier jaar.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. Sluierstaarten voelen zich het beste thuis in een ruim aquarium. Daarbij is hun sierwaarde dan het grootst. Lengte: ca. 20 cm.
Ryukin
Oorsprong: Japan, eind 18e eeuw. De Ryukin (spreek uit: rie-joe-kin) ontleent haar naam aan de zuidelijke Riukiu-eilanden tussen Japan en Taiwan. Deze goudvisvariant is een afstammeling van de gewone sluierstaartgoudvis en laat zich daarmee ook gemakkelijk verwarren. Het grote verschil zit hem in de grote bult op de rug, die door liefhebbers hoog wordt gewaardeerd.
Bouw: eivormig gedrongen, met een verhoogde rugpartij. Vaak even lang als hoog. Vinnen: alle vinnen zijn sterk verlengd; de rugvin staat als een uitgesproken vaandel op de rug; de staartvin vormt een lange sleep en is over de gehele lengte in tweeën gedeeld, de achterkant van de staartvin verloopt recht. Kenners waarderen de vissen hoger naarmate de staartvin groter is dan het lichaam. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig, calico, twee- of driekleurig gevlekt. Ryukin bereiken hun grootste schoonheid pas op een leeftijd van ongeveer vier jaar.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Ryukin voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium. Lengte: ca. 20 cm.
Oranda Shishigashira (leeuwenkop)
Oorsprong: Nederland, anno 1728. Om die reden wordt de Oranda Shishigashira ook wel Hollandse leeuwenkop (oranda is Japans voor Nederlands) genoemd. De Hollanders waren een van de eerste volkeren die handelscontacten onderhield met Japan. Vanzelfsprekend zijn niet alle Oranda-varianten uit het oude Nederland afkomstig. China en Japan hebben evenwel aan de ontwikkeling van deze populaire variëteit bijgedragen.
Bouw: lijkt sterk op de sluierstaartgoudvis, maar is wat langer. De grootste Oranda ooit was in totaal 60 cm, inclusief vinnen. Een ander kenmerk van de Oranda is de huidwoekering op de kop, die overigens minder uitgesproken is dan bij de buffelkop. Vinnen: alle vinnen zijn sterk verlengd; de rugvin staat als een uitgesproken vaandel op de rug; de staartvin vormt een lange sleep en is over de gehele lengte in tweeën gedeeld, de achterkant van de staartvin verloopt recht. Kenners waarderen de vissen hoger naarmate de staartvin groter is dan het lichaam. Kleur: stralend rood, geel, messingkleurig, twee- of driekleurig gevlekt. De Tancho Oranda is een witte Oranda met een rood koppatroon. De calico-variant wordt ook wel Azuma Nishiki genoemd, de ijzerkleurige Oranda heet Seibungyo en de chocoladekleurige Oranda noemt men Chakin.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Oranda is een warmteminnende goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Lengte: ca. 25 cm.
Demekin (telescoopvis)
Oorsprong: China, voor het eerst in de 16e eeuw. De telescoopvis is waarschijnlijk een van de meest gehybridiseerde goudvisvarianten. Wereldwijd zeer geliefd, met name ook in de Verenigde Staten.
Bouw: Kort en eivormig als de sluierstaart. De ogen zijn sterk vergroot en puilen – als het ware een telescoop – uit hun kassen; ze staan naar voren gericht en reiken volgens het fokideaal tot de neuspunt; de ogen zijn 12-15 mm in doorsnee. Bepalend voor de waarde is onder meer de symmetrie van de ogen. De kweek en selectie zijn moeilijk, omdat de uitpuilende ogen pas tussen de derde en zesde maand ontstaan, en pas volgroeid zijn bij een leeftijd van 2 jaar. Vinnen: alle vinnen zijn sterk verlengd; de rugvin staat als een uitgesproken vaandel op de rug; de staartvin vormt een lange sleep en is over de gehele lengte in tweeën gedeeld, de achterkant van de staartvin verloopt recht. Kenners waarderen de vissen hoger naarmate de staartvin groter is dan het lichaam. Kleur: rood, zwart en twee- of driekleurig. De zwarte variant wordt dikwijls moor genoemd. De Pandais een zeldzame, maar zeer aantrekkelijke zwart-witte uitvoering van de Demekin. Voor de Hanafusa Demekin: zie Hanafusa.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Demekin is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Lengte: ca. 20 cm.
Gaotoulongjing
Oorsprong: deze zeldzame goudvisvariant is ontwikkeld in China. Bouw: als bij de Demekin, maar kleiner en eivormig. Vinnen: als bij de Demekin, maar korter. Kleur: meestal rood, soms in calico-uitvoering.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Gaotoulongjing (spreek uit: gauw-toe-long-jing) is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Lengte: tot ca. 18 cm.
Hanafusa (pom pom fish)
Oorsprong: China en Japan. Nog altijd een zeldzame verschijning. Bouw: als bij de Oranda. Een opvallend kenmerk is de woekering van de neusvleugels. Indien beschadigd, groeit de woekering doorgaans weer terug. Ze zijn dan echter wel infectiegevoelig. Vinnen: de rugvin ontbreekt. Kleur: rood, zwart en twee- of driekleurig. Hanafusa Demekin: Hanafusa met telescoopogen.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Demekin is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Lengte: ca. 16 cm.
Chotengan (hemelkijker)
Oorsprong: China, mogelijk Korea. De hemelkijker werd door boeddhistische monniken vaak in tempelvijvers gehouden. De link met religie is duidelijk aanwezig, daar de vissen naar de hemel kijken. De kweek is lastig, niet altijd succesvol en werd lange tijd beschouwd als een goed bewaakt geheim van de Chinezen. Kweekrecepten en goede kweekdieren waren goud waard, werden als een schat bewaard en van ouder op kind doorgegeven. Ook wel demeranchu of sterrenkijker genoemd.
Bouw: als de sluierstaart, maar langer. De ogen puilen sterk uit en zijn naar boven gericht. Vinnen: middelmatig verlengd, de rugvin ontbreekt. Kleur: rood, zwart en twee- of driekleurig.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Chotengan is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Lengte: ca. 15 cm.
Suihogon (blaasoog)
Oorsprong: China, vroeg in de 20e eeuw. Bouw: als de hemelkijker. De ogen zijn naar boven gericht, niet vergroot. Onder elk oog bevindt zich een grote, met vocht gevulde blaas, die met het zwemmen heen en weer deint. Als een blaas scheurt, kan de vis ziek worden met vaak de dood als gevolg. Meestal herstellen gescheurde vochtblazen zich restloos. Vinnen: middelmatig verlengd, de rugvin ontbreekt. Kleur: rood, geel, zwart en twee- of driekleurig.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Suihogon is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Bij het uitvangen moet de kop worden ondersteund om het scheuren van de vochtblazen te voorkomen. Lengte: ca. 18 cm.
Nankin (eiervis)
Oorsprong: Japan. Bouw: compact eivormig; de rug gewelfd, de ruggengraat is bij de aanzet geknikt. Vinnen: niet verlengd, staartvin dubbel, rugvin ontbreekt. Kleur: rood, geel, zwart en twee- of driekleurig. De witte uitvoering is zeer kostbaar en is zeer geliefd in Japan. Huisvesting en verzorging: houden in een ruim aquarium. Lengte: ca. 12 cm. Niet afgebeeld.
Chinsurin (parelschubvis)
Oorsprong: China, in de Ts’ing-dynastie (laat 19e, begin 20e eeuw). Bouw: eivormig, als de sluierstaart. De schubben lijken op in de huid bevestigde, halve parels. Verliest de vis een schub door bijvoorbeeld een verwonding, dan groeit er een normale schub voor in de plaats. Vinnen: weinig verlengd, aarsvin dubbel, staartvin vierlobbig. Kleur: rood, geel, zwart en twee- of driekleurig. Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. Lengte: ca. 15 cm. Naar mijn idee de mooiste goudvisvariant!
Ranchu (buffelkopvis)
Oorsprong: China, vroeg in de 17e eeuw. Mogelijk ook Japan, waar de Ranchu de koning der goudvissen wordt genoemd. De dieren zijn er soms meermalen hun gewicht in goud waard. Bouw: als de sluierstaart. Bij een leeftijd van ongeveer 3 maanden ontstaat er een soort petje uit goedaardige huidwoekeringen – gelijkend op de manen van een buffel of een leeuw. Vinnen: middelmatig verlengd, de rugvin ontbreekt. Kleur: rood, geel, zwart en twee- of driekleurig. Er zijn vele kleurvarianten van de Ranchu bekend.
Huisvesting en verzorging: niet geschikt voor de vijver. De Ranchu is een gevoelige goudvis en voelt zich het beste thuis in een ruim aquarium bij een temperatuur van gemiddeld 18 ºC. Niet samen met onrustige of agressieve vissen houden. Vermijd scherpe voorwerpen in de bak! Lengte: ca. 18 cm.
Jikin (pauwstaart)
Oorsprong: Japan. Bouw: als de sluierstaart, maar niet zo gedrongen. Vinnen: middelmatig verlengd, dubbele staartvin, staat naar opzij, van het lichaam af en doet daarmee denken aan de uiteengespreide veren van een pauw. Kleur: grondkleur zilverwit, vinnen, kieuwen en ogen rood. De calico-variant wordt Edojikin genoemd. Huisvesting en verzorging: uitermate geschikt voor de vijver. Lengte: ca. 15 cm.
Tosakin
Oorsprong: Japan, begin 19e eeuw. Gekweekt uit de Ryukin. Goede exemplaren zijn peperduur: er worden astronomische bedragen voor geboden. Bouw: als de sluierstaart, met een spitse snuit. Vinnen: Als de sluierstaart; de vinranden zijn gegolfd en naar voren gekruld, waaiervormig. De staartvin is niet gedeeld, waardoor het de indruk geeft van een bruidssluier. Kleur: meestal rood met wit. Huisvesting en verzorging: wordt bij voorkeur in het aquarium gehouden. Lengte: ca. 15 cm.
Wakin (Japanse goudvis)
Oorsprong: Japan, begin 16e eeuw. Daarmee een van de eerste Japanse goudvisvarianten. Bouw: Spoelvormig, lang, vaak groter en hoger gebouwd dan gewone goudvissen. Vinnen: Als de gewone goudvis, maar met een gedeelde staartvin. Hebben vaak veel weg van sluierstaartkoi. Kleur: rood, wit en twee- of driekleurig. Huisvesting en verzorging: uitstekend geschikt voor de vijver. Lengte: ca. 30 cm.
Ook interessant om te lezen
Bron & Referenties
- Dit artikel verscheen ook in Koi Wijzer 39, Ode aan de Goudvis.
- Met dank aan China’s Finest Goldfish, een Canadese importeur van Chinese goudvissen van hoge kwaliteit, voor het exclusief aanleveren van de meest waanzinnige foto’s van onder andere Ryukin en Demekin.
- Tiaw Leong Lim leverde enkele fantastische foto’s van parelschubvissen, telescoopogen, sluierstaarten en blaasogen. Joel Ng vervaardigde de mooiste foto’s van Oranda’s. Zijn photostream vind je op tinyurl.com/nrq74g. Fotowonder Chan Kok Kuen leverde ook een flink aandeel van de hier afgebeelde foto’s. Meer van zijn werk vind je op tinyurl.com/nv5x2a.