Siervissen en koi zijn koudbloedige dieren. Hierdoor heeft de watertemperatuur een veel grotere invloed dan op warmbloedige dieren. Het stijgen en dalen van hun lichaamstemperatuur gaat gelijk op met de wisselende watertemperaturen. Ook alle stofwisselingsprocessen veranderen mee, zoals bijvoorbeeld de zuurstof – of voedselbehoefte of de werking van het afweersysteem tegen ziekteverwekkers. Een voorbeeld hiervan is dat een siervis of koi vaak ziek wordt in het voorjaar, doordat het afweersysteem verminderd is door de daling van de watertemperatuur. De bacteriële groei is bij deze lage temperatuur ook vertraagd. Maar indien de watertemperatuur snel stijgt, hebben de bacteriën terug een exponentiële groei, terwijl het ongeveer een week kan duren vooraleer het immuunsysteem van een siervis en koi terug optimaal is. Gedurende deze periode is de vis zeer gevoelig voor een infectie. Indien er sprake is van een voortdurende temperatuurschommeling, herhaalt dit proces zich enkele malen.
Indien de temperatuurschommeling geleidelijk aan gebeurt, verdraagt een siervis en koi deze wijziging zeer goed. Sterke temperatuurschommelingen, van meer dan 5°C per dag, kan reeds problemen veroorzaken. Deze treden voornamelijk op in kleinere vijvers, doordat de grootte van het watervolume de temperatuurstabiliteit bepaalt.
Stofwisselingsprocessen van koi verdubbelen bij een temperatuurstijging van 10°C. Stimulatie van het paaigedrag is waarneembaar bij een temperatuursverhoging van minimum 20°C. Tenslotte kan een koi overleven bij een watertemperatuur tot 35°C.
Er is ook een samenhang waarneembaar tussen de watertemperatuur en andere waterparameters. Hoe kouder het water, hoe hoger het zuurstofgehalte en hoe minder giftig het ammoniakgehalte wordt. Ook vermindert hierbij de afvalproductie per koi en kan het koude water een kalmerend effect op de vis veroorzaken.