In functie van de vervuiling (organische belasting, voederen, enz) en de visbezetting moeten filters voorzien worden van biologisch filtermedia. De grootte van de vijver is van geen betekenis. De vervuilende factoren bepalen de grootte van het biofilter
Basisprincipes
- De vervuiling van een vijver is het resultaat van metabulisme, voeding en omgeving (tuinafval, vogels, enz) – Als een vis verdubbelt in lengte dan vervuilt hij 10 keer meer. Dus moet de filterinstallatie van in het begin voorzien worden op basis van totaal onbekende gegevens.
- De vervuiling in een visvijver bestaat hoofdzakelijk uit ammoniakale stikstof . Die komt voort uit het metabulisme van de vissen en uit voedselresten en ander organisch afval.
- Ammoniakale stikstof (NH3-N) wordt verwijderd door nitrificerende bacteriën.
- De formule voor het berekenen van de hoeveelheid NH3-N die in een vijver geproduceerd wordt is te ingewikkeld om van enig praktisch nut te zijn.
- Typische NH3-N verwijdering in een biologische filter bij 15°C bedraagt 1 g per m2 filtermedium per dag (op voorwaarde dat alle voorwaarden daarvoor vervuld zijn). Het zuurstofverbruik bij nitrificatie is 4,56 g per g geoxideerde stikstof. Een of andere vorm van beluchting in de filterkamers is zeker niet overbodig.
- De totale beschikbare oppervlakte van het filtermedium is dus uiterst belangrijk. Die oppervlakte wordt bij Japanse filtermatten geschat op 400 m2/m3 . Dit is waarschijnlijk het beste filtermedium omwille van het gemak van plaatsing en van onderhoud. Lavasteen van 1 cm heeft een beschikbare oppervlakte van ongeveer 400 m2/m3 maar die wordt gehalveerd bij verdubbeling van de grootte (200 m2/m3 voor 2 cm, 100 m2/m3 voor 4 cm, 50m2/m3 voor 8 cm, enz.). Hoe groter de beschikbare oppervlakte, des te meer bacteriën zich kunnen vestigen in de filter. Een filter moet goed doorspoelbaar zijn want anders komen water, zuurstof en bacteriën niet in aanraking met mekaar.
- De verhouding tussen het volume van het filtermedium en de lege ruimte in dat medium bepaalt het risico van verstopping. Bij lavasteen is de lege ruimte 50% en bij Flocor is dat 95-98%.
- De snelheid van de stroming van het water over het filtermedium is belangrijk. Die moet minstens 4 tot 6 m3 /m3 filtermedium /uur bedragen
- Men neemt aan dat een vijver minstens om de twee tot drie uur moet rondgepompt worden. Bij kleine vijvers moet dat om het uur zijn.
Een vijver van 10,000 liter heeft dus een pomp nodig van 5,000 liter per uur. Dat debiet moet door de filter stromen met een snelheid van 4 m3 / m3 / uur en dat betekent dat het filtermedium een inhoud moet hebben van 1,250 liter. Men bouwt dikwijls filters met grove lavasteen als medium op basis van 10% van de vijverinhoud. Deze 10% regel is uitstekend aangepast voor grof filtermateriaal met geringe specifieke oppervlakte.
Let op: Het zijn de kilo”s vis en de kilo”s voeding en niet het watervulume die de grootte van de filter bepalen
Een andere goede vuistregel voor tuinvijvers
Voor een vijver van 5 m3 met een 20-tal vissen van 15 tot 30 cm die weinig gevoed worden kiest men een filtermedium met een minimale oppervlakte van 10 m2 tot 20 m2 en een pomp van 2500 liter per uur. De keuze van filtermedium bepaalt de inhoud van de filter. Meer of grotere vissen of veel voeding = een veel grotere filter.
Bijpassende artikels
Bron & Referenties
(Ref: James F. Muir, Recirculated Water Systems in Aquaculture; Richard R. Ashbaugh, Biulogical Filtration Demystified. )