De KOROMO komt de laatste tijd meer en meer in de belangstelling, niet alleen om dat deze variëteit zo mooi is, maar omdat het tevens uiterst moeilijk is om een prachtexemplaar op de kop te tikken. Het is een niet metaalglanzende koi waarvan de rode zones, die een deel uitmaken van een bepaald patroon, overschaduwd zijn door een netpatroon. Deze KOROMO”s werden pas in 1950 gekweekt uit een kruising van een KOHAKU met een NARUMI ASAGI (Lichtblauwe ASAGI), en het duurde vrij lang eer deze variëteit een eigen erkende klasse kreeg.
De dieprode schubben hebben een sikkelvormige donkere rand die een netpatroon mogelijk maken. De gemakkelijkste manier om de definitie van een goede KOROMO te onthouden is: Een KOHAKU met een mooi HI patroon waarvan de rode zones bedekt zijn met een netpatroon is een KOROM0.
Een goede KOROMO kan men herkennen aan:
- Een goede lichaamsbouw
- Prima huidskwaliteit d.w.z., sneeuwwitte velden tussen de netvormige HI patronen.
- Goed afgelijnde patronen die een dieprode kleur hebben. De zwarte of diepblauwe schubranden, al naar gelang de variëteit, moeten mooi verspreid zijn over het rood, maar mogen niet in het wit voorkomen.
- Oranje patronen zijn af te raden aangezien de kleur nog meer zou vervagen onder het donker netpatroon.
- De patronen dienen mooi over het lichaam verspreid te zijn, net zoals bij een goede KOHAKU.
Onder de KOROMO vinden we verscheidene variëteiten:
AI GOROMO:
Deze KOROMO kenmerkt zich door het feit dat de rode schubben omrand zijn door een donkerblauwe kleur. De donkere schubranden moeten mooi verdeeld zijn over de rode zones, maar mogen een rode zone niet afbakenen, d.w.z.., dat een HI patroon steeds moet afgesloten worden door rode schubben. Ook mogen er geen donkere schubben in de witte zones aanwezig zijn.
Het hoofdpatroon van een AI GOROMO moet dezelfde zijn als bij een KOHAKU. Wenselijk is een U vorm, maar voor afwijkingen wordt bij de AI GOROMO geen bezwaar aangetekend. Wel mag er geen SUMI (zwart) op het hoofd aanwezig zijn. Net zoals bij de KOHAKU moeten de netvormige HI patronen mooi verdeeld zijn over gans het lichaam.
Bij jonge koi zijn AI GOROMO zeer moeilijk te onderscheiden van KOHAKU omdat de ontwikkeling van de blauwe schubranden pas volledig is wanneer de vissen een bepaalde ouderdom hebben bereikt en een grootte hebben tussen 35 en 55 cm. Bijgevolg bestaat de kans dat een jonge KOHAKU na enige jaren een AIGOROMO kan worden.
De vinnen van een AI GOROMO zijn wit of kunnen soms wat HI vertonen.
SUMI GOROMO:
Dit zijn KOROMO”s waarvan de blauwe schubrand van de rode schubben vervangen zijn door sumi (zwarte) randen. Dit veroorzaakt een meer donkere verschijning. Dikwijls is het netvormig effect vervaagd en in erge gevallen kan de koi het uitzicht geven een matte donkere kleur te bezitten. Ook is er sumi aanwezig op het rood op het voorhoofd, wat totaal niet het geval is bij de AI GOROMO.
De vinnen bij de SUMI GOROMO zijn meestal zuiver wit, maar kunnen ook een rode aanzet hebben.
De zuivere aftekening van het netpatroon is van groot belang voor de algemene indruk van de koi.
BUDO SANKE:
Deze variëteit is erg zeldzaam en is ontsproten uit een kruising van KOHAKU met een ASAGI. De kleur is overheersend wit met enkele kleine groepjes paarse schubben die net zoals bij de BUDO GOR0M0 lijken op druiventrosjes.
Het hoofd en de vinnen zijn zuiver wit.
Net zoals bij al de ander types uit de KOROM0 groep, is het evenwicht van een zuiver witte huid met diepgekleurde en goed afgelijnde patronen een begeerlijk kenmerk.
BUDO GOROMO:
Deze soort was tot 1986 zeer zeldzaam. Momenteel is het aanbod groter doch goede exemplaren zijn moeilijk te vinden. BUDO betekent “tros” en verwijst naar het patroon en de kleur ervan. Belangrijk is dat de huid sneeuwwit is en dus een mooi kontrast vormt als ondergrond voor de purperkleurige trosvormige patronen. De sumi overlapt de hi waardoor een purperkleurig effect bekomen wordt.
Soms krijgt men de indruk dat de lichtere zwarte kleur verzinkt in het dieprode, zodat het dieprode zichtbaarder op de voorgrond treed en de kleur purper wordt aan de basis.
Bij voorkeur dient het hoofd van de BUDO KOROMO wit te zijn. Een HI patroon op het hoofd, gelijkaardig als bij de KOHAKU of SANKE is tevens toegelaten. De vinnen moeten echter zuiver wit zijn.
KOROMO SANKE:
Deze variëteit werd bekomen door een kruising van een AI GOROMO met een TAISHO SANKE.
Men kan het best deze KOROMO vergelijken met een TAISHO SANKE waarbij de HI patronen overlapt zijn met een zwart netpatroon. Kleine sumi vlekken zijn mooi verdeeld in de sneeuwwitte zones. Dit noemt men de “HON” sumi, terwijl men aan het zwart dat de netpatronen vormt de naam “KOROM0″sumi geeft:
Net zoals bij de TAISHO SANKE is er een zuiver rode vlek op het hoofd en zijn de vinnen wit of voorzien van enkele sumi streepjes.
KOROMO SHOWA:
De KOROMO SHOWA resulteert uit een kruising van AI GOROM0 met een SHOWA.
Net zoals bij de KOROMO SANKE zijn ook bij deze variëteit de HI patronen voorzien van een sumi netpatroon. Een prima SHOWA SANSHOKU waarvan de rode zones voorzien zijn van een mooi netpatroon, is bijgevolg ook een goede KOROMO SHOWA. Wel zijn hier de rode zones meestal wat groter dan bij de klassieke SHOWA waar het zwart dominant is.
Net zoals bij de SHOWA SANSHOKU loopt de HI en de SUMI over het hoofd en is er een SUMI aanzet op de borstvinnen.
In alle opzichten moet de waardering van de KOROMO SANKE en de KOROMO SHOWA, afgezien van het netpatroon op de HI, geschieden aan de hand van de belangrijke basiselementen van de SANKE en de SHOWA variëteiten