Moerasspirea of koningin der weiden is een ranke verschijning. De plant wordt 150-180 cm hoog en de bloeitijd valt van mei tot augustus.
Rechtopstaande, zeskantige stengels dragen wisselstandige bladeren, die tot 25 cm lang zijn en geveerd. De eironde blaadjes hebben getande randen. Het eindblad van ieder blad is groter en 3-5 spletig. Aan de luchtige bloempluim zitten zeer veel kleine wit-crème bloempjes. De roomgetinte donzen bloeipluimen hebben een zware geur die aan meidoorn doet denken maar dan zonder de vissige ondertoon.
Moerasspirea is inheems in Europa en West-Azië. De planten zijn zeer algemeen voorkomend. Natte weiden en beekoevers zijn het natuurlijke leefmilieu. Er zijn een paar ondersoorten bekend die alleen in bepaalde gebieden groeien, zoals de kleinere Filipendula ulmaria ssp. pichaeri in de drogere Oost-Europese en West-Aziatiche steppen en de Filipendula ulmaria ssp. denudata in nat grasland in hetzelfde gebied.
In de vochttuin
Moerasspirea is voor ons liefhebbers een attractieve, wat hogere plant voor moerassige tot vochtige voedselrijke bodems van vijveroevers. Toepassing rond de vijver, in de gewone tuinbodem, is ook mogelijk. Men kan hem plaatsen in zon of halfschaduw. Hij doet het in de zon enkel en alleen indien de grond voldoende vochtig is. Wanneer de grond wat droger is staat moerasspirea beter in de halfschaduw, want hij houdt niet van uitdrogen. Het zijn dus interessante planten voor ons, tuiniers van het vocht. Scheuren doet men het best in de herfst of winter. Moerasspirea’s zijn goed te combineren met Ligularia en prachtriet (Miscanthus). Vermeerdering gebeurt meestal door delen van de wortelstokvertakkingen.
Wanneer u een dikke groene rups op moerasspirea vindt is die waarschijnlijk van de ligusterpijlstaart (Sphinx ligustri). De ligusterpijlstaart overwintert als pop onder de grond. Deze vrij grote nachtvlinder heeft een rood-zwart gestreept achterlijf en bezoekt verschillende soorten bloemen met een lange kroonbuis, zoals kamperfoelie.
Ook de rupsen van andere motsoorten gebruiken het blad van moerasspirea als voedsel: Saturnia pavonia (nachtpauwoog), Orthosia gracilis, Orthosia gothica (nunvlinder) en Argochola litura. Rupsen van bepaalde dagvlinders lusten ook wel een blaadje moerasspirea, zeker Brenthis ino (purperstreeppaarlemoervlinder).
Van Filipendula ulmaria bestaan verschillende leuke cultuurvormen:
Filipendula ulmaria’Aurea’ wordt gekweekt om het fel goudgele blad in het voorjaar, dat in de zomer iets meer lichtgroen wordt. Het is een zeer trage groeier die niet meer dan 30 cm hoog en breed wordt. Het plantje heeft omwille van zijn alleen maar gele bladeren veel licht nodig maar geen rechtstreeks zonlicht. Het is het best de onbeduidende bloemen te verwijderen. Zo spaart men deze zwakke plantjes van onnodig krachtverlies want bloemen putten teveel uit.
Er bestaat ook een tweekleurige vorm Filipendula ulmaria ‘Variegata’, met groen en geel gevlekte bladeren, en een dubbelbloemige variëteit Filipendula ulmaria ‘Plena’.
Goed om weten
Nieuwsgierig naar de herkomst van de toch wel erg welluidende wetenschappelijke naam? Hier is de verklaring. De naam Filipendula komt van filium (draad) en pendulus (hangend), wegens de aan worteldraden hangende knollen van de plant. Ulmaria betekent olm-achtig (de bloemen).
De plant wordt ook weidekoningin genoemd in ons taalgebied. In het Duits noemt me het gewas Mädesüss en Wiesekönigin. In het Engelse taalgebied spreekt men veelal van meadow sweet of queen-of-the-meadow. De Fransen hebben het over reine-des-prés. Spiraea komt van het Grieks speiraira, een plant die in guirlandes werd gebruikt.
Spirea staat in de floragrafie (het schrijven door middel van bloemen) voor nutteloosheid en betekent: ‘ik wil meer dan alleen maar een aardig gezicht’.
Moerasspirea is het weidezoete kruid dat Koningin Elisabeth van Engeland en tal van prominenten in de middeleeuwen en nadien op de vloeren van de kamers lieten strooien om het ongedierte uit huis te houden. Het was ook een strooisel tegen onreinheid. Het zal er in ieder geval gegeurd hebben, in deze vertrekken, zomerzoet…
De bloemen worden ook gebruikt voor het aromatiseren van alle mogelijke dranken. De Duitse naam Mädesüss komt vermoedelijk van het oude hoogduitse woord Met (mede). Bloemen en bladeren werden hoogstwaarschijnlijk gebruikt bij de bereiding van deze bierachtige drank.
De gedroogde bladeren van koningin der weiden worden vanwege de geur gebruikt om het bouquet van port, bordeaux en honingwijn te verfijnen.
Men kan een verfrissend aperitief bereiden door een vijftal bloempluimen in een fles witte wijn te steken en het geheel een week koel weg te zetten. Na filtreren kan men honing naar smaak toevoegen en de drank schenken als koel aperitief.
De geurige Filipendula-bloemen kunnen ook gebruikt worden om te oude wijn weer op te krikken. Een paar pluimen in de fles en… na een aantal dagen smaakt de wijn weer stukken beter.
De jonge scheuten van koningin der weiden kunnen bereid worden als asperges. De wortelstokken kunnen klaargemaakt worden als schorseneren, maar zijn tamelijk bitter.