Met zijn schuimig witroze bloemen en opvallende klaverbladvormige bladeren is waterdrieblad een van de fraaiste inheemse moerasplanten. Lieftallig zijn ze, de bloemetjes van waterdrieblad, teder en mooi, zo gefranjeld ongewoon.
Zachtgetint heffen ze zich boven het watervlak en maken dit feestelijk in de vroege lente. Ja, waterdrieblad is een plant die in geen enkele vijver zou mogen ontbreken. Hij doet het goed in de vijver en is toch makkelijk onder controle te houden.
De familie MENYANTHACEAE (watergentiaanfami1ie) is een kleine familie van in het water of op natte plaatsen groeiende kruiden. Het geslacht Menyanthes telt slechts één soort, namelijk waterdrieblad.
Waterdrieblad is een overblijvende moerasplant met een lange sponzige, horizontale wortelstok. De wortelstok kan tot ongeveer 1,2 meter lang worden. De sappige lang gesteelde bladeren spruiten uit de worteltop en zijn onderverdeeld in drie deelbladeren van 3,5 tot 7 cm. De bloemknoppen zijn roze. De ongeveer 1,5 cm grote bloemen staan in 20 tot 30 cm lange trossen. De witte bloemkroon met een zweempje rood is opvallend franjeachtig gebaard. Bloei treedt meestal op in meijuni, soms opnieuw in het najaar. De doosvrucht is bul van vorm.
Het natuurlijk verspreidingsgebied van waterdrieblad is het Noordelijke halfrond: Noord-Amerika, Europa, Noord-Azië en Noordwest-Indië. De plant komt er voor tot op ongeveer 1000 m hoogte. In onze streken is deze beschermde plant in de natuur zeer moeilijk waar te nemen. De zeldzame plaatsen waar hij nog groeit zijn ontoegankelijke moerassen en drassige plaatsen. Gelukkig misschien.
Waterdrieblad komt (kwam?) ook voor aan de randzone van veen en profiteert daar van een speciale voedselbron, namelijk de aanvoer met afstromend water uit hoger gelegen gronden tegen de rand van het veen. Overigens bestaan dergelijke situaties in onze streken niet of nauwelijks meer door het aan alle kanten winnen van turf.
Verzorging in de vijver
Het is een echte aanrader voor grote en kleine vijvers. Het rode van de meeldraden contrasteert fel met de gekronkelde witte bloemblaadjes. Waterdrieblad is toepasbaar als voorgrondplant en als contrasterende onderbegroeiing tussen grotere verticale planten. Menyanthes is volledig winterhard en vrij van ziekten en plagen.
De planten staan echter best 5 tot 10 cm diep in het open water. Waterdrieblad verkiest een zonnige standplaats en wat klei in de bodem. Hij kan in manden geplant worden maar groeit er gegarandeerd uit zodat periodiek herpotten een noodzaak is. Waterdrieblad doet het niet zo goed in het moeras (0 cm diep) maar kan vandaar over de vijverrand naar het water kruipen en is dus geschikt om vijverranden te bestoppen. Vermenigvuldiging gebeurt het makkelijkst door zijscheuten waaraan wortels zitten af te snijden. In de praktijk betekent dit dat men stukken van ongeveer 30 cm afsnijdt. Te grote pullen worden best gedeeld in de lente. Het is een goed idee verwelkende bloemhoofdjes en bladeren te verwijderen.
Weetjes
De wetenschappelijke naam komt vermoedelijk van het Grieks “menanthos” (maanbloem), slaande op de watergentiaan, een verwante plant. Het was Theophrastus die het had over een waterplant groeiend in het meer Orchomenos. Andere bronnen beweren dat deze geslachtsnaam bedacht werd door Linnaeus zelf omdat de plant één maand lang bloeit (maandbloem). De planten bloeien echter soms van mei tot augustus en zelfs later zodat deze verklaring niet echt aannemelijk is. Het Latijnse “trifuliata” betekent in ieder geval met drie blaadjes.
Als vulksnamen komen voor: waterklaver, beverklaver, drieblad, klaverblad, galkruid, maandbloem, wondklaver en schijtbladeren. Dit laatste is niet onlogisch want waterdrieblad is een laxans. In het Engels luistert de plant naar de namen marsh trefoil, buckbean en bogbean. De Fransen hebben het over trèfle d”eau.
Waterdrieblad is een van de gastplanten van de rups van de motvlinder Deilephila elpenar. Deze nachtvlinder draagt in het Nederlands de mooie, erg toepasselijke naam avondrood. Omdat het voorste deel van het borststuk van de rups sterk versmald is en wat op een slurf lijkt wordt deze soort soms ook wel ulifantsvlinder genoemd.
Vroeger werd van waterdrieblad een kruidige tabak gemaakt. In Scandinavië voegt men de bladeren soms aan bier toe ter vervanging van hop (om en bittere smaak te geven) en gebruikt men ze als vervanger van thee. In Rusland gebruikte men de plant soms als noodvoedsel. De Inuit in Lapland maakten er een soort meel van en gebruikten dat in hun brood. Linnaeus was daar niet zo enthousiast over en schreef “amarus et detestabilis”, bitter en walgelijk.