De meeste sleutelbloemen zijn er vroeg bij in de lente maar dit geldt zeker niet voor Primula florindae, die pas in volle zomer haar bloemen toont. Voor ons watertuinders is dit een voordeel: midden in de zomer zal deze grote sleutelbloem zachtgeel bloeien langs onze waterpartij en er de avondlucht vullen met haar zoet bedwelmende geur.
Een reus onder de sleutelbloemen
Primula florindae is ingedeeld in de Sikkimensis-sectie. Alle primulasoorten van deze sectie komen uit Zuid- en Oost-Tibet en de aangrenzende gebieden in China en Birma. Ze hebben een schermvormige bloeiwijze. Met zijn 1 tot zelfs 1,2 m is Primula florindae de grootste uit deze groep en ook in andere primulasecties zijn er maar weinig soorten die deze hoogte benaderen. Het loont de moeite deze reus eens van nabij te bekijken. De bladschijven zijn breed hartvormig, hebben getande randen en zijn tot 20 cm lang en 15 cm breed. De ongeveer 20 cm lange bladstelen zijn rood overlopen, wat al in het vroege voorjaar te merken is. Hun ietwat hoekige bladvormen maken dat jonge plantjes duidelijk te herkennen zijn uit de meeste andere sleutelbloemsoorten. Het bladrozet van moerassleutelbloem wordt op goede plaatsen tot 50 cm hoog en de sterke bloemstengel steekt daar nog eens 50 cm bovenuit. De 15 cm brede bloeiwijzen kunnen tot 50 bloemen tellen en dan nog eens ruim 100 bloemknoppen. Zowel kelk als bloemstengel zijn bemeeld. Primula florindae bloeit in ons land van begin juni tot midden augustus.
Verzorgen in de vijvertuin
Moerassleutelbloem, reus onder de primula’s, is echt een langbloeier, vergeleken met de andere soorten die slechts 4 tot 6 weken bloeien. Ook doordat de bloei midden in de zomer plaats vindt zijn deze planten erg aan te bevelen om de oevers op te fleuren. De wortels mogen in het water, de kroon best niet. De optische werking wordt versterkt door ze in grote groepen te planten met contrasterende planten in de omgeving. Ze staan graag met hun wortels (maar zeker niet met hun kroon) in het water op humusrijke, vruchtbare grond, die goed losgemaakt is. Zij houden van kalkrijke grond. Ze staan best wat beschermd tegen de hete middagzon. Vorstgevoelig zijn ze helemaal niet.
Vermenigvuldiging gaat meestal wat moeizamer dan bij andere sleutelbloemen. Grote pollen kunnen worden gescheurd, maar de normale manier van vermeerderen is door zaaien. Zaai in het voorjaar of de vroege zomer in een zaaikist en plaats deze op een beschutte, niet te zonnige plaats. Wanneer de jonge plantjes hanteerbaar zijn worden ze verspeend of eventueel opgepot. Zodra ze groot en sterk genoeg zijn kunnen ze in volle grond worden geplant.
De grote bepoederde hoofdjes zwavelgele bloemen, hoog verheven op een lange stengel, trekken de aandacht. Tijdens de bloei hangen de bloemen naar beneden. Daarna strekken de steeltjes zich recht en de uitgebloeide bloemen komen rechtop te staan. Wanneer alle bloemen zijn uitgebloeid is de plant getooid met omhoog gerichte ‘bezems’ gevuld met rijp zaad. Door het heen en weer zwaaien van de stengel worden de zaden uit de doosvruchten geslingerd in augustusseptember.
De geur van deze grote sleutelbloem is sterk en aangenaam en doet wat denken aan citroen, maar ook aan kamperfoelie. De geur wordt tegen de avond sterker zodat een groep planten de avondlucht vult met deze bedwelmende geur; misschien een idee voor in de nabijheid van terras of vlonder. In het wild is Primula florindae meestal zwavelgeel maar in cultuur komen we planten tegen met donkergele, ivoorkleurige, rozerode en zelfs donkerrode bloemen. In het verleden zal er dan ergens een kruising gebeurd zijn met één van de andere soorten uit dezelfde sectie. Opvallend is dat de rode vorm van Primula florindae een zwaardere geur heeft.
Leuke weetjes
De Engelse plantenzoeker Frank Kingdon Ward maakte vele tochten in China, Tibet en Birma. Hij vond en beschreef er veel tuinplanten. Ward ontdekte Primula florindae in 1924 op een hoogte van 4000 meter in de Rong Chu-vallei in het Tsangpo-gebied (Zuidoost-Tibet). De planten stonden op de drassige oevers en in het water van stroompjes. Er werd zaad verzameld en de eerste exemplaren kwamen in Engeland tot bloei in de jaren 1926-1927.
Bij de Latijnse naam florindae zijn we geneigd te denken aan ‘flos’ en komen aldus tot de vrije vertaling ‘bloemrijke’. Dit wordt in veel boeken als uitleg gegeven. Helemaal fout want Kingdon Ward gaf deze naam gewoon ter ere van zijn vrouw Florinda. Toen waren mannen nog charmant…