Grote boterbloem is een van de grootste vertegenwoordigers uit de ranonkelfamilie. Het is buiten de bloeiperiode een eerder onopvallende plant. In grote bestanden laat hij zich echter gelden en wordt dan een attractieve vijverplant of een onkruid.
Grote boterbloem is een hoge, overblijvende plant die een lengte kan bereiken van 150 cm. De hulle, gearticuleerde wortelstok heeft talrijke onderaardse uitlopers. De in een rozet staande lancetvormige, ietwat gezaagde, grondbladeren zijn tot 40 cm lang en spits. De stengelbladeren zijn tot 15 cm lang. De bladeren zijn stug. De stengel is alleen bovenaan vertakt. De gesteelde bloemen zijn tot 4 cm breed en hebben 5 bijna ronde goudgele kroonbladeren. De bloei gebeurt in juni – augustus. Er worden dopvruchten gevormd met een gebogen snavel.
Onder water vormt de plant kleine, eivormige tot tongvormige bladeren, die wanneer de plant diep genoeg onder water staat, groen blijven tijdens de winter. Deze bladeren worden tot 20 x 8 cm groot. Ze zijn niet alleen mooi maar ook nuttig: zuurstofproductie, zelfs onder een helder ijsdek. Deze onderwatervorm treft men vooral in najaar en voorjaar aan. Terwijl in de zomer de bovenwatervorm gevormd wordt.
Grote boterbloem is inheems in Midden- en West Europa, Siberië en Azië in moerassige vijveroevers, in sloten en modderige poelen, meren en vennen. De plant is echter zeldzaam in Duitsland en is daar beschermd.
In de tuinvijver een schoonheid of een onkruid
Grote boterbloem verdraagt lichte schaduw en kan relatief diep in het water staan, zonder dat de bloei eronder lijdt. Tot 50 Ã 60 cm diep kan, hoewel het gebied tussen 0 en -10 cm ideaal is. Doordat grote boterbloem in diep water kan groeien breidt hij zich uit op plaatsen waar de meeste oeverplanten het voor bekeken houden. Hij kan dus ook de waterleliezone inpalmen. Het toepassingsgebied zijn grote (wilde) vijvers en parken. De plant is het best geschikt voor grote wateroppervlakten. Hij is goed te combineren met Lythrum, Scirpus, Sparganium, Typha, Mentha en Mimulus (allemaal robuuste planten!). Tijdens de bloei vallen de grote gele bloemen echt op.
In oeverzones ontstaan dichte groepen die, zeker in het geval van een rijke bodem, snel uitbreiden. Wie geen grote oevers heeft en toch van deze plant wil genieten kan de planten in een mand zetten en door regelmatig bijknippen onderhouden. Opgelet: de wortelstokken kunnen erg lang worden en banen zich ongegeneerd een weg tussen andere planten, zowel onder als boven de grond. Zeker in de herfst moet men extra aandachtig zijn.
Een ander voordeel van het gebruik van een mand is dat deze in de winter naar een dieper vijvergedeelte kan verhuisd worden zodat de decoratieve onderwaterbladeren beschermd zijn tegen de vorst.
Vermeerdering van grote boterbloemen gebeurt door het nemen van zijscheuten. Zorg ervoor dat de nieuwe scheut voldoende wortels heeft. Grote boterbloemen groeien voorspoedig maar zwarte luizen kunnen de planten wel eens aantasten.
Er bestaat een cultuurvariëteit met grotere bloemen, Ranunculus lingua “Grandiflora”. Hij verschilt voor het overige niet van de wildvorm, ook niet wat betreft het woekerende vermogen.
Weetjes
De gehele plant is giftig en het sap kan blaasjes veroorzaken op de huid van gevoelige personen. De wetenschappelijke naam Ranunculus komt van rana = kikker, omdat veel ranonkels in of aan water voorkomen, het levensmilieu van de kikker. Lingua betekent tong, wegens de bladvorm onder water. De Nederlandse naam grote boterbloem verwijst naar de kleur van de bloemen.
In het Duitse taalgebied spreekt men van Zungenblättriger Hahnenfuss of Zungenhahnenfuss. De Fransen spreken van grande douve of van renoncule jaune d”or. De Engelsen zeggen great spearwort. In de floragrafie (het sturen van boodschappen met bloemen) betekent het zenden van een grote boterbloem: “gij zijt ondankbaar”.